Om de zorg betaalbaar te houden, moet eerst gekeken worden naar wat mensen zelf kunnen doen, en daarna pas naar wat de overheid kan doen, betogen Ruben Bakker en Mark Ruitenbeek.
De collectieve zorgkosten vormen de grootste uitgavenpost van de rijksoverheid. Al decennialang blijven deze kosten stijgen. Ondanks pijnlijke ingrepen, zoals de beperking van het persoonsgebonden budget (pgb), lukt het maar niet om de zorgkosten in bedwang te houden. En door de vergrijzing is er én meer zorg nodig én moeten de kosten door een steeds kleinere groep werkenden betaald worden. Al deze ontwikkelingen roepen de vraag op hoe de zorg betaalbaar gehouden kan worden. Het Strategisch Beraad van het CDA heeft hiertoe een goede aanzet gegeven door de aandacht te verleggen van de nazorg naar de voorzorg. Maar het is de vraag of dat voldoende is.
Behalve dat de zorg betaalbaar moet zijn, is het ook belangrijk dat de kosten eerlijk worden verdeeld. Er hoort sprake te zijn van solidariteit tussen generaties en tussen ziek en gezond. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de toegankelijkheid van de zorg. Met inachtneming van deze overwegingen komen wij op drie oplossingsrichtingen: een hogere eigen bijdrage, actief inzetten op preventie en meer werken met vrijwilligers. Het eerste heeft vooral te maken met de vraag wat de overheid moet betalen en wat de burger. Er zou uitgegaan moet worden van wat mensen voor elkaar kunnen doen, in plaats van wat de overheid kan doen. De overheid moet zich beperken tot noodzakelijke medische zorg. Hierbij gaan wij ervan uit dat voor kleine zorgtaken de familie in de eerste plaats verantwoordelijk is. Concreet betekent dit een hogere eigen bijdrage, naar draagkracht van de zieke en zijn familie, en een kritische evaluatie van de vergoede zorg. Zaken zoals gratis wonen in een instelling, hulp in de huishouding, fertiliteitbehandelingen, rollators en kleine aanpassingen in huis bij ouderen en mensen met een kleine handicap behoren niet te worden vergoed. Pas als iemand echt niet in staat is deze zorg zelf of via directe familie te regelen, komt de overheid in beeld.
De overheid moet ook meer investeren in preventie, want voorkomen is beter dan genezen. Verschillende onderzoeken tonen aan dat het stimuleren van een gezonde levensstijl en het in een vroeg stadium bijsturen van ongezond gedrag gezondheidswinst en daarmee ook lagere zorgkosten oplevert. Het hoge percentage rokers in Nederland en het toenemende overgewicht zijn aspecten die de kans op chronische aandoeningen op latere leeftijd flink verhogen. Een gezondere levensstijl moet dan ook veel nadrukkelijker worden gestimuleerd, daardoor leven mensen langer zonder klachten en worden uiteindelijk de medische kosten gedrukt.
Een groot deel van de zorgkosten zit in de inzet van personeel. Personeel zal in de toekomst alleen maar schaarser en daarmee duurder worden. Tegelijkertijd neemt de vrije tijd van werknemers in alle sectoren toe en kennen steeds meer cao’s de mogelijkheid om zorgverlof op te nemen. Het CDJA heeft eerder al de (inmiddels ingevoerde) maatschappelijke stage voor middelbaar scholieren bepleit. Maar ook pas gepensioneerden kunnen worden uitgenodigd om vrijwilligerswerk te doen. Deze mensen zijn weliswaar niet medisch geschoold, maar voor veel taken zijn goede wil en inzet belangrijker en voldoende. Denk aan schoonmaken, hulp bij het eten en drinken en meer van dergelijke eenvoudige maar tijdrovende klussen. De professionele zorgverleners kunnen zich dan richten op taken waar wel een opleiding en ervaring voor nodig zijn en op het coachen van de ongeschoolde krachten. Laten we ten slotte niet vergeten dat Nederland een uitstekende gezondheidszorg heeft die voor iedereen, jong en oud en rijk en arm, goed toegankelijk is. Om dit betaalbaar te houden kan worden ingezet op een hogere eigen bijdrage, preventie en vrijwilligers. Wat in ieder geval zeker is, is dat er iets moet gebeuren. Want betaalbare zorg, dat is geen zorg voor later.
De auteurs zijn respectievelijk vicevoorzitter van het CDJA en voorzitter van de CDJA-werkgroep volksgezondheid.